Een van de manieren om ammoniakemissie van melkvee te verlagen is door te sturen op een eiwitgehalte van 15% in het rantsoen. Vuistregel is dat het aandeel eiwit in het rantsoen boven 15% vooral extra ammoniakemissie oplevert. Sturen op 15% ruw eiwit is in de praktijk echter niet altijd eenvoudig. Met name voor bedrijven die veel gras voeren en gras telen op bodems met een hoog stikstofleverend vermogen, zoals veengrond, is dit lastig. De stikstoflevering van de bodem is in de zomer en het najaar het hoogst. Juist dan zijn de mogelijkheden om te sturen met bemesting op een lager eiwitgehalte in het gras beperkt. Daarom is in 2015 het onderzoek gestart naar het verlagen van het ruweiwitgehalte van Engels raaigras via veredeling.
In het onderzoek hadden experimentele Engels raaigraslijnen 9 gram minder ruw eiwit per kilogram droge stof en een gelijke drogestofopbrengst vergeleken met een regulier mengsel van Engels raaigras (BG3); Dit bij een bemestingsniveau van 250 kilogram stikstof per hectare op veengrond. Uit de resultaten valt daarmee af te leiden dat het eiwitgehalte in Engels raaigras via veredeling is te verlagen, en daarmee ook ammoniakemissies van de melkveehouderij.
Een lager eiwitgehalte in het gras kan een lagere stikstofopname uit de bodem betekenen. Maar het zal ook een effect hebben op het stikstofgehalte van de mest en dus de bemesting. Wat dit op bedrijfsniveau betekent, vergt nader onderzoek.
Omdat er nog geen commerciële laageiwitgrasrassen in omloop zijn, is het sturen van het eiwitgehalte via rassenkeuze voor de praktijk nu nog niet mogelijk. Er zijn nog stappen te nemen voor de ontwikkeling van laageiwitgrasrassen. De mogelijke toepassing voor zulke rassen is groter dan alleen het veenweidengebied van Nederland. Op klei kan het ook lastig zijn om te sturen op 15% ruw eiwit in het rantsoen. Ook in landen waar koeien (bijna) jaarrond in grasland lopen worstelen veehouders met het sturen van het eiwitgehalte in het rantsoen.