Ruige stalmest
Vaste of ruige stalmest wordt grofweg gekenmerkt als een vorm van steekbare (=vaste) mest waaraan een variabele hoeveelheid strooisel is toegevoegd. Dit strooisel wordt meestal in de stal toegevoegd (stalmest uit een grupstal of potstal) maar soms ook daarbuiten. Ruige stalmest bestaat uit veel structuurelementen (lignine en organische stof) met daarin nutriënten.
De nutriënten zijn in organische vorm aanwezig. Dit houdt in dat zij niet direct beschikbaar zijn voor plantengroei, maar dat de nutriënten langzaam vrijkomen door inwerking van het bodemleven. Wanneer de buitentemperatuur toeneemt in het voorjaar en het bodemleven actief wordt, komen deze nutriënten gedoseerd vrij. In ruige stalmest zit relatief weinig minerale stikstof. De grassen groeien hierdoor langzaam in het voorjaar. Dat is gunstig voor de kruidenontwikkeling en voor weidevogelkuikens die zich dan gemakkelijk door het gras kunnen bewegen. Ruige mest heeft ook een licht neutraliserende werking op verzuurde bodems.

Weidevogels
Ruige stalmest is een goede voedselbron voor het bodemleven. De bodemflora profiteert ervan, zoals bacteriën en schimmels, maar ook de bodemmacrofauna zoals regenwormen, mestkevers en vliegen. Voor weidevogelgraslanden (N13.01) is het aanbrengen van ruige stalmest (of beweiding) dan ook zeer welkom. Rode wormen zoeken ’s nachts boven de grond naar voedsel en brengen het organisch materiaal van de mest de grond in waar het door micro-organismen verder wordt afgebroken. Wanneer rode wormen boven de grond zijn, gaan kieviten, goudplevieren en andere zichtjagende weidevogels naar ze op zoek.

Aanvoer en afvoer
Beperkte toepassing van ruige mest past bij kruiden- en faunarijke graslanden die al voldoende schraal zijn, maar is niet aan te raden wanneer een perceel nog in de verschralingsfase zit. Uiteraard moet de hoeveelheid aangebrachte ruige mest in balans zijn met de veldsituatie. Zorg er dus voor dat er niet meer nutriënten worden aangevoerd via de mest, dan er via het maaisel/gewas wordt afgevoerd.
Maximale bemesting voor instandhouding van de gewasopbrengst (bron: Schippers et al., 2023).
Opbrengst gras (ton ds/ha/jr) | Max. bemesting (kg N/ha/jr) | Ruige mest (ton/ha/jr) |
3 | 25 | 5 |
5 | 50 | 10 |
7 | 75 | 15 |
Natuurcompost en bokashi
Wanneer de bodem van een perceel droogtegevoelig is, een slechte structuur heeft en een te laag organischestofgehalte (< 3%), dan kan het toedienen van compost uitkomst bieden. Natuurcompost wordt gemaakt van maaisel en organische reststoffen uit natuurgebieden, dat door micro-organismen wordt omgezet in compost. Tijdens dit proces ontstaat warmte, waardoor mogelijk aanwezige zaden in de compost doodgaan. De samenstelling en kwaliteit van de compost kan variëren. Bokashi wordt gemaakt door micro-organismen door anearobe fermentatie van o.a. mest, bladafval en maaisel. Het materiaal is als het ware geconserveerd en dient als voedsel voor het bodemleven. Advies is om voor lokaal geproduceerde natuurcompost of bokashi te kiezen, zodat kringlopen worden gesloten.
Bekalken
Kruiden- en faunarijke graslanden en vochtige weidevogelgraslanden met een pH lager dan 4,8 hebben baat bij bekalking, omdat er anders te veel verzuring optreedt en kruiden het moeilijk krijgen. In vochtige weilanden leidt dit vaak tot toename van pitrus. Verzuring van graslanden komt vaak voor wanneer er langere tijd verschraald wordt (maaien/afvoeren), of bij gronden die niet onder invloed staan van grond- of oppervlaktewater (bijv. overstroming). Een lage pH is ook nadelig voor het bodemleven en zorgt voor een afname van o.a. het aantal regenwormen. Bij een te lage pH neemt de mineralisatie in de bodem af, terwijl je in de verschralingsfase de productie juist op gang wilt houden om zoveel mogelijk nutriënten af te voeren. In de verschralingsfase van graslanden is het op peil houden van de pH dus van belang. Bekalken helpt tegen verzuring. Hanteer een dosering van maximaal 2 ton dolokal/ha en pas de bekalking in het najaar toe.
Kali-bemesting
Kali-bemesting is vooral van belang voor uitmijnen met grasklaver (handreiking 7). Klaver op zandgrond is gevoelig voor een kaliumtekort. Om het klaveraandeel en de gewasproductie voldoende op peil te houden, is een K-getal van >15 noodzakelijk. Een jaarlijkse gift van 240 kg K2O per hectare, toegediend in 3-4 giften tijdens het seizoen, is dan aan te raden.