Beoordelen veldsituatie van kruiden- en faunarijk grasland (N12.02)

Handreiking voor boswachter & boer | Nr. 4

Het beoordelen van de veldsituatie een belangrijke tussenstap om te komen tot het juiste (herstel)beheer van flora- en faunarijk grasland. De beoordeling kan op verschillende manieren: door de bodemomstandigheden, gewasopbrengst of vegetatie in kaart te brengen. Het beste is om een combinatie van methodes in te zetten.

Februari 2023 | Auteur(s): Boki Luske, Frans Smeding

Download deze factsheet als pdf

Grasproductie

De productie van het perceel zegt veel over de nutriëntenbeschikbaarheid in de bodem. De gewasopbrengst is in te schatten op basis van de hoogte van de vegetatie (grafiek). De vuistregel is: iedere centimeter grasland staat voor 150 kg droge stof/ha. Indien de vegetatie niet gesloten is door de aanwezigheid van kruiden, dan kan een correctiefactor worden gebruikt van 10-20%. Over het algemeen is bij een productieafname van grasland een stijging in het aantal plantensoorten te zien. Het optimum voor kruiden- en faunarijk grasland ligt tussen de 4-6 ton droge stof/ha/jr.

Bodemchemische omstandigheden

Om de bodemchemische toestand van een perceel vast te stellen is het nodig een bodemmonster te nemen. Doe dit van een homogeen perceel. Wanneer bekend is dat het perceel opgedeeld was in het verleden, en het gebruik verschilde per deelperceel, dan loont het om deze apart te bemonsteren. Neem verspreid over het perceel 40 steken met een bodemguts (0-10 cm). Verstuur de bodemmonster naar een laboratorium voor analyse, bijvoorbeeld Eurofins of B-ware. Geef op het formulier aan welke analyses je wilt laten doen. Tabel 1 geeft de belangrijkste parameters weer. De uitslag van een bodemanalyse geeft inzicht in de situatie en helpt om te komen tot een strategie richting kruiden- en faunarijk grasland.

Hulpgrafiek voor het schatten van grasopbrengst (ton ds/ha) op basis van grashoogte (cm) voor een dichte zode, halfopen en open zode  (bron: grashoogtemeterkaart Stichting weidegang).
Hulpgrafiek voor het schatten van grasopbrengst (ton ds/ha) op basis van grashoogte (cm) voor een dichte zode, halfopen en open zode 
(bron: grashoogtemeterkaart Stichting weidegang).

Profielkuil

Een profielkuil geeft inzicht in de bodemstructuur, beworteling en activiteit van het bodemleven.

  • Hoe dik is de donkere toplaag?
  • Zijn er grondlagen met scherpe grenzen die duiden op bewerkingen, of zijn de overgangen geleidelijk?
  • Zijn er dichte bodemlagen aanwezig die beworteling tegenhouden en waterstagnatie veroorzaken? Dat is vaak te zien aan verkleuringen (blauw) in de bodem.
  • Zijn er wormengangen en voldoende poriën aanwezig? Deze zorgen voor voldoende zuurstof voor het bodemleven en waterafvoer.

Vegetatie en aanwezige soorten

Om de vegetatie van graslanden in natuurgebieden te beoordelen werken ecologen met vegetatieopnamen. Voor een vegetatieopname wordt een representatief deel van het perceel gekozen, bijvoorbeeld een vlak van 5 x 5 meter. Daarbinnen worden alle aanwezige kruiden en grassen genoteerd met ook een schatting van de bedekking of de aantallen. Op percelen met veel variatie zijn meerdere vegetatieopnamen aan te raden. Een vegetatieopname geeft een duidelijk beeld van dominante soorten, bedekking van kruiden en ook het soortenaantal. Door een vegetatieopname eens in de paar jaar te herhalen op dezelfde plek, is te zien hoe het grasland zich ontwikkeld. Komen er nieuwe soorten bij of neemt de diversiteit juist af? Dit kan aanleiding zijn om het beheer aan te passen.

Bodemparameters die inzicht geven in de bodemchemische toestand van een perceel.

 

Zand

Klei

Veen

Organischestofgehalte

Hoog: er komt veel stikstof vrij bij een actief bodemleven door mineralisatie. Dit kan de grasgroei van stimuleren en de kruidenontwikkeling belemmeren. Laag: er is beperkte voeding voor het bodemleven en dus relatief weinig mineralisatie. Er komt weinig stikstof vrij voor plantengroei. Dit betekent weinig grasproductie en meer ruimte voor kruiden.

% (0-10 cm)

2% / 6,5 %

6,5% / 16,5%

25% / 60%

Zuurgraad

Hoog: gunstig voor het bodemleven en voor de grasproductie.

Laag: remt grasproductie en activiteit van het bodemleven. Zo komen er minder regenwormen voor in zure bodems. Een iets verlaagde pH is gunstig voor de kruidendiversiteit. 

pH

4,5 / 5,8

4,7 / 7,0

4,3 / 5,4

Fosfaatgehalte

Hoog: veel plant-beschikbare fosfaat (P-AL en Olsen P) is belemmerend voor de kruidenontwikkeling.

Laag: weinig plant-beschikbare fosfaat (P-AL en Olsen P) is belemmerend voor de grasproductie en zorgt dus voor meer ruimte voor kruiden. Liever aan de lage kant van deze range zitten. Over het algemeen zijn fosfaatgehaltes in bodems van kruiden- en faunarijke graslanden te hoog.

P-AL (mg P2O5 /100 g grond)

15 / 40

15 / 40

15 / 40

Stikstofleverend vermogen

Het stikstofleverend vermogen (NLV) van de bodem is verbonden met het organischestofgehalte en de activiteit van het bodemleven. Door verschraling (maaien en afvoeren) kan de NLV vrij snel afnemen, met name op zandgrond.

Hoog: hoge grasproductie kan beperkend zijn voor de kruidendiversiteit.

Laag: kan grasgroei beperken, waardoor kruiden meer ruimte krijgen. Dus liever aan de lage kant van deze range zitten. 

NLV (kg N/ha)

50 / 260

80 / 250

170 / 380

Kaliumgehalte

Op zandgrond kan door verschraling (maaien en afvoeren) en uitmijnen het K-getal vrij snel dalen.

Hoog: zorgt in combinatie met stikstof en fosfaat voor grasproductie en voor de groei van klavers.

Laag: kan beperkend zijn voor de grasgroei en de groei van klavers. 

K-getal (K2O/ha)

10 / 40

10 / 32

10 / 32

Voor iedere parameter zijn de relatief lage (links, schrale percelen) en hoge waarden (rechts, landbouwkundige percelen) weergegeven, voor zand, klei en veenbodems. Voor kruiden- en faunarijk grasland ligt het optimum ergens in het midden. Je wilt toe naar een relatief lage grasproductie met voldoende ruimte voor kruiden. Maar het bodemleven moet actief blijven en gevoed worden met voldoende organische stof en de bodem niet verzuren.