Beweiding kruiden- en faunarijk grasland (N12.02) en vochtig weidevogelgrasland (N13.01)

Handreiking voor boswachter & boer | Nr. 9

Begrazing zorgt voor het openhouden van de vegetatie en voor bemesting, waardoor grassen en kruiden weer ruimte en voedingsstoffen krijgen om te groeien. Afhankelijk van de diersoort, de graasdruk en het type beweiding, ontstaan er veel of weinig open plekken en is er veel of weinig bemesting op een perceel.

Februari 2023 | Auteur(s): Boki Luske, Frans Smeding

Download deze factsheet als pdf

Effect van beweiding op de sleutelfactoren

Extensieve begrazing met runderen en schapen zorgt voor kleinschalige structuurvariatie in graslanden en variatie in soorten op een perceel. Op afgegraasde plekken en vertrapte plekken kunnen zaden kiemen van soorten die de openingen in de zode benutten. Maar er zijn ook soorten die slecht tegen vertrapping kunnen.

Het vee in natuurgebieden draagt bij aan de verspreiding van zaden.

Bij begrazing hoeven er minder machines het land op voor maaiwerkzaamheden. Dit is gunstig voor de bodem.

Vee is in staat om ook moeilijker te bereiken stukken land te begrazen.

Begrazing met runderen en schapen zorgt er ook voor dat mest en urine verspreid over het perceel terechtkomen. De vegetatie reageert hierop. Op sommige plekken ontstaat zogenaamde ‘schijtbossen’ (lange plukken gras rondom de mest) terwijl op andere plekken schralere omstandigheden ontstaan. De mest is aantrekkelijk voor sommige kevers en vliegen die zich daarin voortplanten. Die zijn op hun beurt weer voedsel voor vogels en kleine zoogdieren. Ook voor het bodemleven is de mest belangrijk. Onder mestflatten zijn hoge aantallen juveniele regenwormen te vinden, omdat het er vochtig blijft en de temperatuur niet te hoog wordt in de zomer.

Aantal juveniele en volwassen regenwormen wel en niet onder mestflatten, op zand- en op veengrond.
Aantal juveniele en volwassen regenwormen wel en niet onder mestflatten, op zand- en op veengrond.

Dierkeuze

Runderen hebben voorkeur voor wat langer gras. Ze trekken met hun tong de vegetatie eraf. De vegetatie die achterblijft heeft een rafelig patroon. Runderen hebben grote klauwen en laten duidelijke sporen achter door betreding. Het (tijdelijk) inscharen van runderen (voor- of naweiden) kan in sommige gevallen daarom goed samengaan met het ontwikkelen van kruiden- en faunarijk grasland. De begrazingsdruk moet daarbij wel laag blijven (max. 1,5 gve/ha) en niet bij natte bodemomstandigheden plaatsvinden.

Schapen hebben een gevarieerd menu. Ze grazen en knabbelen van grassen, kruiden en struiken en zijn selectief in welke soorten ze grazen. Met hun smalle bek zijn ze in staat gras en kruiden te millimeteren. Hun kleine klauwen zorgen voor intensievere sporen door betreding. De dikke vacht zorgt voor verspreiding van zaden. Inscharing van schapen is daarom aan te raden voor het ontwikkelen van kruiden- en faunarijk grasland en vochtige weidevogelgraslanden.

Begrazingsvormen

Voor natuurpercelen zijn met name standweiden en omweiden van belang.

Standweiden houdt in dat het vee een ruim perceel tot de beschikking heeft waar een periode gegraasd kan worden. Deze vorm van beweiden wordt veel toegepast in het natuurbeheer op percelen die op afstand liggen en waar geen verdere verschraling meer nodig is. Soms komt het voor dat de dieren voorkeur hebben voor een bepaald deel van het perceel. Daar wordt het gras te kort of kaal, terwijl op een ander deel nauwelijks gegraasd wordt. Dan is het aan te raden daar meer in te sturen.

Omweiden houdt in dat het vee een beperkte periode toegang heeft tot een (deel)perceel met verse gras-kruiden. Daarna wordt het vee naar een ander (deel)perceel geleid. Omweiden wordt toegepast in natuurpercelen die al deels verschraald zijn. Bij omweiden speelt ook het voorgaande natuurperceel een rol. Omweiden van een botanisch arm perceel naar een botanisch rijk perceel is niet wenselijk. Dit resulteert vaak in de insleep van ongewenste, veelal productievere plantensoorten. Na de periode van begrazing krijgt de vegetatie langere tijd rust om te herstellen en tot bloei te komen.

Een extreme vorm van omweiden is drukbegrazing. Deze methode wordt soms toegepast met schapen om vergraste heide te herstellen.

Maaien in combinatie met na- of voorbeweiden

Percelen die nog in de verschralingsfase zitten, worden meestal alleen beheerd door maaien en afvoeren. 
Bij enigszins verschraalde kruiden- en faunarijke percelen kan er een combinatie worden gemaakt met nabeweiden. Dit heeft als voordeel dat er meer diversiteit in het veld ontstaat en het gras kort de winter in gaat. Dat komt de kruidenontwikkeling in het voorjaar ten goede. Ook geeft het boeren wat plaatsingsruimte in de mestboekhouding.

In weidevogelgraslanden wordt vaak gewerkt met voorbeweiden, omdat dit een late maaidatum mogelijk maakt. Ook nabeweiden met schapen tot in januari wordt toegepast zodat de vegetatie in het broedseizoen voldoende open is voor de weidevogelkuikens.

Mestflat is voedselbron voor allerlei kevers en vliegen.
Mestflat is voedselbron voor allerlei kevers en vliegen.

Aandachtspunten voor beweiding

Niet alle locaties zijn geschikt voor beweiding. Zo zijn er afrasteringen of gesloten hagen nodig die controle en onderhoud vergen. Beweiding is maatwerk dat verschilt van perceel tot perceel en zelfs van jaar tot jaar. Beweiding vraagt dus aandacht en de mogelijkheid tot bijsturen gedurende het seizoen. Bij natte weers- en veldomstandigheden bijvoorbeeld, is beweiding niet aan te raden vanwege vertrapping. Het is daarom belangrijk dat beheerder en pachter nauw contact houden en op basis van de ontwikkelingen de beweiding verkorten of verlengen als dat nodig blijkt.
Een ander aandachtspunt is het gebruik van ontwormingsmiddelen bij het vee. Ivermectine, een veelgebruikt middel, komt in de mest en in de natuur terecht. Dit is schadelijk voor bijvoorbeeld mestkeverlarven. Vandaar dat ontwormingsmiddelen niet zijn toegestaan (pachtvoorwaarden).