De aanleiding
Door een toenemende aanspraak op de voedselbank wordt het voor de organisatie steeds moeilijker om aan voldoende voedsel te komen. De voedselbank is op zoek naar nieuwe aanbieders van – zo gezond en duurzaam mogelijk – voedsel. Dagverse producten zoals groenten en fruit koopt de voedselbank zelf in. Zo ook Voedselbank Nijmegen. De regeneratieve boerderij de Biesterhof speelt hier op in. De Biesterhof wilt structureel gaan telen voor mensen in armoede. Zo ontstond een samenwerking tussen de Biesterhof en Voedselbank Nijmegen. Dit gaf aanleiding tot het onderzoek waarin het Louis Bolk instituut keek naar:
- welke diensten en producten aansluiten op de behoeften en wensen van de klanten van de voedselbank
- hoe een zo rendabel mogelijke constructie opgezet kan worden voor de samenwerking tussen de Biesterhof en Voedselbank Nijmegen
Dit onderzoek is gefinancierd door Triodos Foundation en Voedselbank Nijmegen Overbetuwe.
Deze casus geeft inzichten voor (toekomstige) vergelijkbare samenwerkingen tussen boerderijen/telers en voedselbanken in heel Nederland.
Wat willen klanten van Voedselbank Nijmegen?
Op drie locaties van Voedselbank Nijmegen is in oktober 2023 gesproken met in totaal 36 klanten en 12 vrijwilligers tijdens het afhalen van de voedselpakketten. De gesprekken gingen over wat de klanten en vrijwilligers van het huidige aanbod groenten vinden wat betreft hoeveelheid, soorten, versheid, presentatie en biologische teeltmethode. Daarnaast werd hen gevraagd wat zij vinden van aanvullende activiteiten zoals kookworkshops of moestuinieren. Aanvullend is gesproken met drie experts uit regio Nijmegen en Utrecht - werkzaam bij een GGD, een hogeschool en een gemeente - die ervaring hebben met soortgelijke projecten bij voedselbanken.
Klanten
De klanten gaven aan behoefte te hebben aan méér groenten, versere groenten en meer variatie in soort en grootte van de groenten (Figuur 1).
Klant: “Ik zou wel een pompoen mee willen nemen, maar deze zijn allemaal zo groot dat ik dat in mijn eentje niet op krijg, dus dan neem ik hem toch maar niet mee.”
Klanten gaven aan geen waarde te hechten aan een biologische teeltmethode; of een groente wel of niet biologisch geteeld is maakt voor hen niet uit. Daarnaast gaven ze aan geen behoefte te hebben aan aanvullende activiteiten. Zand op de groenten vormt geen belemmering in het wel of niet meenemen van de groenten.
Klant: “Zand op de groenten is niet erg, ik ben blij met wat ik krijg.”
Vrijwilligers
De gesprekken met vrijwilligers gaven soortgelijke resultaten als die met klanten, behalve als het ging om zand op de groenten. Volgens de vrijwilligers vormt dit wél een grote belemmering voor klanten om groenten mee te nemen.
Daarnaast dachten vrijwilligers dat aanvullende activiteiten niet zouden aansluiten bij de klanten, maar een activiteit zoals moestuinieren wél bij de vrijwilligers.
Vrijwilliger: “Groenten met zand blijven over.”
Experts
De drie experts gaven aan dat er al veel is geprobeerd om het aanbod van de voedselbank gezonder te maken, maar dat er tot nu toe maar één ding heeft gewerkt: het aanbieden van gezonde en verse kant-en-klaarmaaltijden.

Rendabele constructies voor samenwerken
In oktober-november 2023 zijn gesprekken gevoerd met 11 vergelijkbare initiatiefnemers in Gelderland, Utrecht, Groningen, Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland. In de gesprekken werd gevraagd naar het huidige financieringsmodel, het ontwikkelproces en de toekomstideeën van de initiatiefnemers.
Grofweg is de financiering van de initiatieven in dit onderzoek in te delen in negen constructies. Het merendeel van de initiatieven is afhankelijk van overheidssubsidies, met name in de eerste 1 tot 3 jaar. Dit zijn veelal gemeentelijke subsidies, zoals de ‘Meedoenregeling’ waarbij inwoners met een laag inkomen voor een maximaal bedrag per jaar groenten kunnen oogsten in zelfpluktuinen. Bij alle initiatieven worden minimaal twee financiële modellen gecombineerd, waarbij vrijwel altijd de inzet van vrijwilligers van de voedselbank en/of van de teler noodzakelijk is. Kansrijk lijkt de constructie waarbij klanten van de voedselbank uitgenodigd worden om zelf hun voedsel te oogsten in sociale voedseltuinen. De kansen en uitdagingen van elke constructie zijn weergegeven in Tabel 1.
Initiatiefnemer: “Belasting van financiering zou niet bij de boer moeten liggen bij dit soort vraagstukken.”
Kansrijk voor Nijmegen
In een groepsbijeenkomst met de Biesterhof en Voedselbank Nijmegen zijn de verschillende constructies besproken, gescoord en gevisualiseerd in een ‘impact-inspanningmatrix’ (zie Figuur 2), ook wel een PICK-matrix genoemd (Possible, Implement, Challenge, Kill). Deze matrix geeft visueel weer welke constructies kansrijk zijn voor implementatie. Voor de samenwerking tussen de Biesterhof en Voedselbank Nijmegen bleken de Meedoenregeling en een partnerprogramma de meest kansrijke constructies om als eerste uit te zoeken.


Elke regio, met zijn voedselproducenten en voedselbanken, biedt andere mogelijkheden en uitdagingen. Het is daarom aan te raden om met beide partijen gezamenlijk de afweging te maken welke financiële constructies wel en welke geen kansen bieden. Zo kan een regio-specifieke samenwerking tussen de voedselproducent en de voedselbank financieel gerealiseerd worden.
Conclusie
Om aan te sluiten bij de behoeften van de klanten van de voedselbank is het belangrijk om in te zetten op een zo gevarieerd – zowel in grootte als soorten vers mogelijk aanbod van groenten. Om de kans op daadwerkelijk gebruik van de groenten te vergroten wordt het aanbieden van gezonde en verse kant-en-klaarmaaltijden aanbevolen.
Er zijn diverse financiële constructies mogelijk voor het leveren van producten en diensten door boerderijen aan voedselbanken, variërend van overheidssubsidies, donaties en het uitbreiden van activiteiten tot het inzetten van vrijwilligers en zelfoogsttuinen. Het opzetten van een rendabele samenwerking vraagt om een regio-specifieke aanpak, waarin de impact en inspanning van de verschillende financiële constructies moeten worden afgewogen en uitgetest. In contact komen met en leren van andere initiatieven is zeer behulpzaam in dit proces.
Vervolg
In aansluiting op dit onderzoek is het waardevol om de kosteneffectiviteit van dit soort initiatieven en de impact ervan op de voedselconsumptie, gezondheid en het welzijn van mensen in armoede te onderzoeken.
Daarnaast adviseren we dat onderzoek betreffende dit thema sterke binding houdt met de praktijk door transparante afstemming en ‘bottom-up’-samenwerking met de voedselproducenten en de organisatie van de voedselbank. Wenselijk is ook dat er, naast financiering voor dergelijke onderzoeksprojecten, ook financiering vanuit het Rijk en fondsen wordt vrijgemaakt voor de implementatie en realisatie van dit soort samenwerkingen.
Aanbevelingen
Aanbevelingen volgen.