Betere kwaliteit van extensief kruidenrijk grasland

In Nederland ligt meer dan 80.000 hectare kruiden- en faunarijk grasland. Het aandeel en de diversiteit aan kruiden is echter vaak laag, waardoor de kwaliteit achterblijft. Dat zorgt voor problemen: voor vlinders en andere bloembezoekende insecten is er bijvoorbeeld weinig nectar beschikbaar. Grotere kruidendiversiteit is dus belangrijk. Maar hoe stuur je op een grotere kruidendiversiteit? En hoe stel je de kwaliteit van kruiden- en faunarijkgrasland vast? Dat onderzoeken we in het project Natuurdoelen aan het werk. 

Voordelen van meer kruiden

Kruiden- en faunarijk grasland (beheertype N12.02) is binnen de natuurgebieden het meest voorkomende halfnatuurlijke graslandtype in ons land. De percelen liggen in natuurgebieden en worden vaak samen met boeren beheerd. Werken aan een groter aandeel kruiden en meer variatie leidt tot meer ruimte voor biodiversiteit en meer variatie in de vegetatiestructuur, zowel boven- als ondergronds. Het grote areaal van dit beheertype heeft dus een groet potentieel om de natuurkwaliteit te verbeteren. 

Veldonderzoek op percelen van goede en slechte kwaliteit

Aan de hand van een uitgebreide ecologische monitoring zijn in 2021 tien goed ontwikkelde en tien slecht ontwikkelde percelen in de Achterhoek en Drenthe in kaart gebracht. Naast bodem en vegetatie zijn ook de aanwezige vlinders en kevers gemonitord. Deze dataset maakt het mogelijk om de verschillen tussen goed en slecht ontwikkelde percelen te analyseren. De dataset is ook gebruikt om de kwaliteitsbepaling van kruiden- en faunarijk grasland te onderzoeken. 
Daarmee werd duidelijk dat de beknopte doelsoortenlijst die het Subsidiestelsel voor Natuur en Landschap (SNL) hanteert om de kwaliteit van kruiden- en faunarijk grasland te bepalen, niet toereikend is (zie: Betere beoordeling draagt bij aan kwaliteitsverbetering kruiden- en faunarijk grasland).

Meer kennis over betere kruidendiversiteit

Boswachters en boeren weten vaak niet hoe ze kunnen sturen op een betere kruidendiversiteit. Dat was de reden dat onderzoekers van het Louis Bolk Instituut samen met Staatsbosbeheer een serie handreikingen hebben ontwikkeld. Daarin staat per veldsituatie beschreven, met toelichting, welke verschillende (herstel)beheermaatregelen het meest geschikt zijn. De handreikingen zijn bedoeld als een ‘gereedschapskist’ om het gesprek tussen boswachters en natuurinclusieve boeren te faciliteren. Het streven is dat zij samen stappen zetten in een grotere kruidenbedekking en -diversiteit.

De serie bestaat uit tien handreikingen die gebundeld zijn in deze publicatie "Handreikingen voor boswachter & boer 1 t/m 10".
De behandelde onderwerpen zijn ook afzonderlijk beschikbaar als download op deze pagina onder 'Relevante publicaties'. 

Onderzoek naar de effecten van herstelbeheer

Omdat er nog kennisvragen liggen, zijn er in de tweede fase (vanaf 2022) twee proefvelden aangelegd op twee slecht ontwikkelde percelen in Drenthe. Hierop testen we verschillende wijzen van herstelbeheer uit, zoals het maaitijdstip en de maaifrequentie, een lichte bodembewerking en het inbrengen van zaden. We brengen in kaart wat het effect is van dit herstelbeheer op de vegetatie en op het leefgebied voor vlinders. Ook meten we de voerkwaliteit en hoeveel nutriënten met het maaisel worden afgevoerd. De resultaten van de proeven verwachten we in de loop van 2024.

Uit de resultaten zal onder meer duidelijk worden welke onderliggende factoren bepalend zijn voor de kwaliteit van het kruiden- en faunarijk grasland. Het project wordt gefinancierd door het programma Natuurinclusieve landbouw van Staatsbosbeheer.

Lees ook:

Boeren voor Natuur Gelderland: transitie naar natuurinclusieve landbouw
Bodem en biodiversiteit
Winst & Weidevogels