Pendelende regenwormen voor klimaatadaptatie

Waterregulatie op het land wordt steeds belangrijker, omdat zowel het aantal piekbuien als periodes van droogtes toenemen. Het is bekend dat de regenworm Lumbricus terrestris, ook wel ‘pendelaar’ genoemd, bijzonder diepe gangen graaft die de waterinfiltratie en de beworteling van de bodem kunnen verbeteren. Hoe kunnen we de kwaliteiten van deze regenworm zo goed mogelijk benutten en inzetten als ecologische innovatie voor klimaatadaptatie? Dat onderzoeken we in het project KLIMAP. 

Natuurlijke bodemverbeteraars

Nederland bestaat voor een kwart uit agrarisch grasland. Dat areaal speelt een grote rol in waterberging, omdat er veel regenwormen in leven die cruciaal zijn voor de bodem. Met hun graafwerkzaamheden verbeteren ze dag en nacht de bodemstructuur. Door eten te verteren en uit te poepen maken ze voedingsstoffen beschikbaar voor planten. In Nederland komen zo’n dertig soorten regenwormen voor en de hoogste dichtheden (van enkele miljoenen per hectare) zijn te vinden in grasland. Ze kunnen op basis van hun leefwijze ruwweg in drie categorieën verdeeld worden: de strooiselbewoners, de bodembewoners en de pendelaars. Met name deze laatste groep kan, nu de klimaatverandering zich steeds duidelijker manifesteert, een belangrijke rol spelen bij waterberging.

Een uniek type regenworm

Als je de rol begrijpt die regenwormen spelen in het bodemecosysteem, kun je via management hun unieke kwaliteiten zo goed mogelijk benutten. Neem nu de pendelaar: waar andere wormen kronkelige gangen maken in de bovenste 20 cm van de bodem, graaft de pendelaar verticale gangen van wel 2 meter diepte. Dat zorgt ervoor dat de waterinfiltratiesnelheid en -capaciteit van de bodem verbeteren. Plantenwortels weten de wormengangen te benutten als snelweg om diepere bodemlagen op te zoeken. Het resultaat? De gewassen zijn beter bestand tegen droogte.
Als inheemse soort vind je de pendelaar in heel Nederland. Hij voelt zich het meest thuis in grasland, omdat daar weinig bodemverstoring is en een constante voedselbron aanwezig is. Op perceelsniveau is de pendelaar echter niet overal aanwezig. Daarom stonden twee vragen in ons onderzoek centraal: Welke bodemfactoren bepalen of de pendelaar voorkomt? En kunnen we de pendelaar introduceren in gebieden waar hij nu niet voorkomt?

Voorlopige resultaten

De pendelaar lijkt een voorkeur te hebben voor een wat fijnere bodemtextuur (met een hoger percentage leem of klei) en een niet al te hoge grondwaterstand. Dat laatste kan te maken hebben met het risico op ondergelopen gangen. Mogelijk speelt ook concurrentie met andere regenwormen een rol. Introductie van deze wormen in nieuwe gebieden lijkt kansrijk: ze konden in ons veldexperiment ten minste vijftien maanden overleven en produceerden ook nageslacht. Het overlevingspercentage en de hoeveelheid nageslacht waren echter niet hoog genoeg om met zekerheid te kunnen stellen dat de pendelaar zich permanent kan vestigen als soort. Hiervoor is dus nog nader onderzoek nodig.

Toekomstperspectief

Uit het KLIMAP-onderzoek hebben we veel nieuwe informatie en inzichten verkregen. Met vervolgonderzoek willen we de ideale leefomstandigheden van de pendelaar beter duiden en een brug naar de praktijk slaan, zodat deze bijzondere worm beter ingezet kan worden voor klimaatadaptatie in verschillende regio’s in Nederland. 

Lees ook

Bodem en water
website van Project KLIMAP