Veredeling is kwestie van lange adem
Maar hoe bereik je dat aardappelrassen resistent worden tegen Phytophthora? In het gezamenlijke project “Resistente rassen tegen aardappelziekte Phytophthora” van Wageningen UR, het Louis Bolk Instituut, kweekbedrijven en private kwekers kruisen onderzoekers moderne, productieve rassen met wilde aardappelsoorten die van nature bestand zijn tegen Phytophthora.
Een dergelijk verdelingstraject kost jaren tijd en inzet van onderzoekers en kwekers (zie kader Hoe werkt veredeling eigenlijk?). Het is dus een kwestie van lange adem, maar het levert de sector en de hele maatschappij veel duurzaamheidswinst op.
Het veredelingsproject Resistente rassen tegen aardappelziekte Phytophthora staat bekend onder de naam Bioimpuls en is in 2009 gestart. In 2010 werd het opgenomen in het toen startende Programma Groene Veredeling. Inmiddels loopt de derde onderzoeksfase (van 2020 tot 2025), waarin de eerste commerciële rassen uit kruisingen vanuit het Bioimpuls-project worden toegelaten op de markt. In fase drie worden vijf resistentiegenen uit wilde soorten gebruikt die de onderzoekers gaan opwerken tot materiaal dat voor kwekers zowel commercieel als agronomisch interessant is. Daarnaast worden in deze fase, naast tafelaardappelrassen, ook friet- en chipsrassen meegenomen en werken de onderzoekers ook aan resistentie tegen het Y-virus, aardappelmoeheid en wratziekte.
In de vierde en laatste fase (van 2025 tot 2029) zullen de kweekbedrijven de uiteindelijke selecties met die laatste vijf resistentiegenen uit wilde soorten opnemen in kansrijke commerciële rassen. Daarna is publieke financiering niet langer nodig. Tegen die tijd zijn alle beschikbare resistentiegenen tegen Phytophthora verpakt in nieuwe, resistente aardappelrassen, beschikbaar voor op het bordje van de consument.
Van duurzame rassen profiteren biologische én gangbare telers
Niet alleen de biologische boeren hebben baat bij robuuste rassen die tegen ziekten bestand zijn. Ook gangbare telers profiteren van de nieuw ontwikkelde resistente rassen. Dat betekent namelijk dat zij aanzienlijk minder bestrijdingsmiddelen hoeven in te zetten bij de aardappelteelt. Omdat de selectie van nieuwe rassen gedeeltelijk onder biologische omstandigheden wordt uitgevoerd, kunnen deze nieuwe rassen bovendien met minder stikstofbemesting toe. Dat is pure winst voor het milieu én betekent een beter rendement voor de boer. Uit verkoopcijfers blijkt dat ook de afzet van deze rassen naar gangbare telers snel groeit.
In het Convenant Versnelde Introductie Robuuste Aardappelrassen, een initiatief van Bionext, stimuleren kwekers, pootgoedhandelshuizen, telers, handel en retail de verkoop van dergelijke tafelaardappels, waardoor consumenten deze gemakkelijker kopen. Een tweede convenant wordt overwogen om ook de markt voor biologische friet- en chipsaardappelen aan te jagen. Dankzij de focus op resistenties, naast gebruikelijke eisen vanuit teelt, gebruik en smaak, kunnen consumenten nog meer genieten van lekkere, gezonde, duurzaam geteelde Nederlandse aardappelen.
Maatschappelijk relevant
Het Louis Bolk Instituut kiest ook met dit aardappelonderzoek voor maatschappelijk relevante onderzoeksprojecten. Zo dragen wij concreet bij aan een duurzaam, veerkrachtig, klimaatbestendig en economisch solide voedselsysteem. Nieuwsgierig geworden naar onze visie op duurzame landbouw, voeding en gezondheid? Lees verder over onze visie of bekijk een van onze andere onderzoeksprojecten.
Hoe werkt veredeling eigenlijk?
Bij het veredelen van plantenrassen worden rassen die agrarische ondernemers al inzetten gekruist met wilde soorten die resistent zijn: in dit geval tegen de ziekte Phytophthora. De resistentie wordt dan overgebracht in de genen van nieuwe rassen die al aangepast zijn aan de huidige teeltomstandigheden, het klimaat, de markt en de voorkeuren van de consument. Dat overbrengen van die nieuwe resistentie gaat niet in één keer, maar vraagt minstens vijf tot zes generaties van steeds opnieuw kruisen van geselecteerde resistente nakomelingen en een commercieel aantrekkelijke ouder (de ‘moederplant’). Na elke kruising moeten opnieuw resistente nakomelingen worden geselecteerd om daarmee weer te kruisen, enzovoort. Overigens werken de onderzoekers steeds vaker aan zogenoemde ‘gestapelde resistentie’: het gaat daarbij om rassen met meerdere genen die elk een eigen werkingsmechanisme hebben om de resistentie te bereiken. Door meerdere resistentiegenen in te bouwen voorkom je dat veranderingen van de schimmelziekte door de eerder opgebouwde resistentie heen breken. Het resultaat: een nog stevigere basis voor resistente rassen.