In de Nederlandse melkveesector wordt slechts een klein aandeel van de koeien biologisch gehouden. De bedrijfsvoering verschilt op verschillende aspecten van de gangbare veehouderij en is extensiever. Er is onder andere een verschil tussen biologische en gangbare melkveehouderij in wat de koe binnenkrijgt: zo verschilt het rantsoen tussen beide bedrijfssystemen en wordt in de biologische veehouderij niet preventief, maar enkel curatief antibiotica gebruikt. Alle genoemde verschillen in bedrijfsvoering kunnen leiden tot verschillen in het microbioom van de koe.
De hier gepresenteerde studie heeft geprobeerd een volgende stap te zetten en het verschil tussen de twee soorten veehouderij te linken aan een tweetal factoren die verschillen tussen biologisch en gangbaar gehouden koeien, namelijk rantsoen en antibioticagebruik. Door te kijken naar het interactie-effect is er bepaald of het microbioom van het ene bedrijfssysteem (bio vs gangbaar) anders reageert op de factoren rantsoen of antibiotica.