Dit is de eindrapportage van twee praktijkproeven die deel uitmaken van het project Regeneratieve Landbouw Veenkoloniën. In deze praktijkproeven hebben we gekeken naar de mogelijkheden en resultaten van het inzetten van groenbemesters bij een laat zaaimoment, en naar het effect van verschillende soorten groenbemesters als vanggewas na veldboon.
Op een akkerbouwbedrijf in de Veenkoloniën zijn de twee praktijkproeven uitgevoerd met de inzet van verschillende mengsels van groenbemesters. In de eerste proef is gekeken naar het effect van late zaai van bodembedekkers op zowel de bovengrondse biomassa ontwikkeling van de groenbemesters, als de ontwikkeling van de aaltjespopulatie gedurende de wintermaanden. Met name het geteste mengsel van winterharde soorten: Bladrogge en Italiaans raaigras, kwam er qua biomassa ontwikkeling gunstig uit. De aaltjespopulatie blijkt zich ook bij een slecht-ontwikkelde groenbemester toch nog sterk te kunnen vermeerderen. Met name Meloidogyne chitwoodi/hapla en Pratylenchus neglectus werden in deze proef vermeerderd door een mengsel met Japanse haver, Winterwikke en Alexandrijnse klaver. In de braak namen deze aaltjes af. Ook in het mengsel van Triticale, Japanse haver en Voedererwt nam Pratylenchus neglectus af.
In de tweede proef is gekeken naar de nalevering van stikstof uit gewasresten van veldboon, en het vermogen van vanggewassen om de stikstof over te dragen naar het volggewas. In de bovengrondse gewasresten van veldboon, was 70-80 kg N/ha aanwezig. In de groenbemester mengsels die direct na de oogst zijn gezaaid, was begin december bovengronds zo'n 80-90 kg N/ha aanwezig. In de groenbemesters die vorstgevoelig zijn, zoals Japanse haver, en in mindere mate bladrammenas, treden na het doodvriezen in de winter echter vervolgens ook weer stikstofverliezen op. Waarschijnlijk gaat daarmee tot aan het begin van de aardappelteelt eind april, een groot deel van de stikstof weer verloren. Een winterharde groenbemester zoals Bladrogge, heeft daarom na de teelt van veldboon de voorkeur, wanneer het aspect van stikstofoverdracht naar het volggewas op de voorgrond staat. Wanneer echter ook aaltjesproblematiek speelt op het perceel, moeten er mogelijk andere keuzes gemaakt worden.